Hoe ongezond is nieuws?
Nieuws lijkt het nieuwe roken: als je er aan verslaafd bent is het niet alleen ongezond voor jezelf, maar ook voor je omgeving. Onderzoek geeft aan dat een stijgend aantal mensen nieuws mijdt. Waarom?
In 2022 schrijft de Amerikaanse journaliste Amanda Ripley in The Washington Post een column waarin ze laat weten dat ze al jaren een geheim met zich meedraagt. Ze wil er niet mee naar buiten komen, omdat ze zich een beetje schaamt. En omdat ze zich onprofessioneel voelt. Maar nu is het zover. Ze schrijft dat ze al jaren, bewust, het nieuws mijdt.
Dat is niet altijd zo geweest. Twintig jaar lang leest ze elke dag The New York Times, The Washington Post en af en toe The Wall Street Journal. En CNN staat de hele dag – op mute – aan in haar kantoor op de redactie van Time Magazine. En zo hoort het, vindt ze. Een burger en zeker een journalist moet geïnformeerd zijn.
Maar dan begin het nieuws onder haar huid te kruipen. Nadat ze ’s morgens de kranten uit heeft, voelt ze zich zo leeg dat ze geen letter meer op papier krijgt. Ze heeft als journalist vliegtuigongelukken, orkanen, terroristische aanslagen en allerlei vormen van menselijk leed verslagen, maar nu voelt ze zich kwetsbaar.
Ze bezoekt een therapeut die haar aanraadt het nieuws te mijden. Dat voelt niet goed, vindt ze aanvankelijk. Alsof ze de wereld buitensluit. Op een dag neemt een vriendin, ook een journalist, haar in vertrouwen. Zij zegt dat ze het nieuws ook wegduwt. En dan hoort ze dat verhaal van verschillende journalisten. Het is blijkbaar een dirty little secret binnen de beroepsgroep.
De reden waarom Ripley afknapt is het negatieve en repeterende karakter van nieuws. Het verdienmodel van journalistiek leunt, schrijft ze, op een negativity is clicky-principe. Ook andere mediavolgers constateren dat.
En uit onderzoek van onder andere Reuters blijkt dat het aantal mensen dat actief het nieuws mijdt sterk stijgt. Nieuws maakt depressief. Volgens Gurwinder Boghal (The Prism op Substack) is het nieuws geen verslag van het leven van alledag maar van het buitengewone. En om die reden is het geen weergave van de werkelijkheid waarin mensen leven. Het nieuws, benadrukt hij, is juist alles wat niet karakteristiek is voor de realiteit. Nieuws is dus niet een verklaring van de werkelijkheid maar een vervorming ervan. Dit lijkt op de zogeheten hyperrealiteit waar de Franse filosoof Jean Baudrillard (1929–2007) voor waarschuwde. Langdurige onderdompeling in die door media gecreëerde schijnwereld kan leiden tot verlies van contact met de werkelijkheid.
Veel mensen denken dat ze wijzer worden als ze grote hoeveelheden informatie tot zich nemen. Ik heb dat, als ‘nieuwsjunkie’ en journalist, ook heel lang gedacht.
Toen ik een paar jaar geleden Misleid door Toeval (Fooled by Randomness) las kantelde dat idee. De auteur, Nassim Nicholas Taleb, legt in dat boek uit dat er zoiets bestaat als een noise bottleneck, een flessenhals waarin we worden overstroomd door data. Die versmalling en versnelling zorgt ervoor dat het menselijk brein bij het dagelijks verwerken van gebeurtenissen via krant, laptop, telefoon, tablet, radio en televisie steeds meer moeite heeft met het maken van onderscheid tussen signaal en ruis.
Signaal is waardevol, ruis is grotendeels rommel. Ruis is ‘lege’ informatie: je steekt er niets van op en direct na consumptie ben je het alweer vergeten en ben je weer toe aan nieuwere clickbait-rommel. Vergelijk het met de ene chip uit een zak aardappelschijfjes die de zin in de volgende chip aanwakkert, maar direct ook alle herinneringen aan de vorige chips uitwist. En dan is – burp – de zak leeg en resteert een vaag gevoel van spijt.
Nu bestaat er in de wereld van de media het idee dat je waardevolle informatie moet afwisselen met lichte kost omdat mensen anders niet eten. Taleb betwist dat. Volgens hem is het effect dat het steeds moeilijker wordt om waardevolle informatie te herkennen. Een voorbeeld dat dit illustreert zijn de twee tijdlijnen waar een twitteraar uit kan kiezen. Je hebt ‘volgend’. Dat zijn in mijn geval de mensen die ik volg, omdat ik denk dat ze me iets kunnen leren, vooral over zaken waar ik al iets vanaf denk te weten. Hun berichten zijn voor mij puur signaal. Waardevol dus. De andere tijdlijn heet ‘voor jou’ en is samengesteld door Elon Musk en zijn algoritme-fabriek. Hier tref je grotendeels ruis aan. Je moet met een machete een pad kappen naar echte informatie en dat gaat met zo veel verspilling van tijd en aandacht gepaard dat ik ‘voor jou’ zelden open.
Inmiddels vermijd ik, net zoals Taleb, ook zoveel als mogelijk ‘kortetermijngebeurtenissen’. Taleb vertrouwt erop dat als een gebeurtenis belangrijk genoeg is, die toch zijn weg zal vinden naar zijn oren. En hij neemt op de koop toe dat mensen denken dat hij ‘op een andere planeet’ woont.
In april 2012, tien jaar voor Amanda Ripley’s column, baart de Zwitserse schrijver Rolf Dobelli opzien met een artikel in The Guardian onder de titel News is bad for you — and giving up reading it will make you happier (dat later zal uitmonden in het boek Stop Reading the News: A Manifesto for a Happier, Calmer and Wiser Life (Het Nieuwsdieet — Omgaan met de overload aan informatie).
Dobelli heeft op uitnodiging van de hoofdredacteur van de Britse krant al voor publicatie van zijn stuk de uitnodiging gekregen om zijn scepsis over nieuws te uiten in een vergadering waarbij de hele redactie aanwezig is. Het is geen gezellige bijeenkomst. De journalisten luisteren met verbeten gezichten en lopen na afloop, zonder iets te zeggen of te vragen, weg.
Ook Dobelli maakt een voedsel-analogie: nieuws is voor het brein wat suiker is voor het lichaam. Het is makkelijk te verteren. De media voeren ons trivialiteiten, weetjes die niet echt met onze levens te maken hebben en ook geen denkkracht vergen. Groot verschil met het lezen van boeken en longreads in tijdschriften. Die vergen een intellectuele inspanning. Maar we kunnen bijna oneindig veel flitsnieuws tot ons nemen.
Dobelli probeert een paar punten te maken:
Nieuws is misleidend: Hij noemt het voorbeeld (geleend van Taleb) van een auto die over een brug rijdt. De brug stort in. Wat doen de media? Ze richten zich op de auto en de mensen erin. Waar kwamen die vandaan? Waar gingen ze heen? Als er een kind is dat de crash heeft overleefd zal dit ‘wonder’ het nieuws een paar dagen lang beheersen. De echte vraag – waarom stortte de brug in – is ondergeschikt.
Nieuws is irrelevant: Van de ongeveer 10.000 nieuwsberichten die je de afgelopen 12 maanden hebt gelezen, kun je er één noemen waardoor je een betere beslissing hebt kunnen nemen over een serieuze zaak die van invloed is op je leven, je carrière of je bedrijf?
Nieuws heeft geen verklarende kracht: Nieuwsberichten zijn zeepbellen die vanuit een diepere wereld naar de oppervlakte borrelen. Zal het lezen van die berichten je helpen om de onderliggende lagen te begrijpen? Nee. De relatie is omgekeerd: hoe meer berichten je tot je neemt, hoe minder je van het grote geheel zult begrijpen.
Nieuws is giftig voor je lichaam: Het triggert voortdurend het limbisch systeem. Paniekerige verhalen zetten aan tot het vrijkomen van cascades van cortisol. Dit ontregelt het immuunsysteem en remt de afgifte van groeihormonen. Met andere woorden: je lichaam bevindt zich in een staat van chronische stress. Andere mogelijke bijwerkingen zijn angst, agressie, tunnelvisie en desensibilisering.
Nieuws vergroot cognitieve fouten:. Nieuws voedt de moeder van alle cognitieve fouten: confirmation bias. In de woorden van Warren Buffett: “Wat de mens het beste kan is alle nieuwe informatie zo interpreteren dat zijn eerdere conclusies intact blijven.” Nieuws verergert deze fout.
Nieuws remt het denken: Denken vereist concentratie. Concentratie vereist ononderbroken tijd. Nieuwsberichten zijn speciaal gemaakt om je te onderbreken. Het zijn virussen die de aandacht stelen voor hun eigen doeleinden. Nieuws maakt ons oppervlakkige denkers.
Nieuws werkt als een drug: Als verhalen zich ontwikkelen, willen we weten hoe ze verder gaan. Met honderden willekeurige verhaallijnen in ons hoofd wordt dit verlangen steeds dwingender en moeilijker te negeren. Hoe meer nieuws we consumeren, hoe meer we de neurale circuits trainen die zich bezighouden met skimmen en multitasken, terwijl we de circuits negeren die worden gebruikt om diep te lezen en gefocust na te denken.
Nieuws verspilt tijd: Als je elke ochtend 15 minuten de krant leest, dan 15 minuten het nieuws bekijkt tijdens de lunch en 15 minuten voordat je naar bed gaat, hier en daar vijf minuten toevoegt als je aan het werk bent (…) verlies je minstens een halve dag per week. Informatie is niet langer een schaars goed. Maar aandacht wel. Zo onverantwoordelijk ben je niet met je geld, reputatie of gezondheid.
Nieuws maakt ons passief: Nieuwsberichten gaan overwegend over dingen waar je geen invloed op hebt. De dagelijkse herhaling daarvan maakt ons passief. Het vermaalt ons totdat we een wereldbeeld aannemen dat pessimistisch, ongevoelig, sarcastisch en fatalistisch is.
Nieuws doodt creativiteit: Creatievelingen hebben hersenen die genieten van een brede, onbewoonde ruimte die hen aanmoedigt om nieuwe ideeën te bedenken en na te streven. Ik ken geen enkele echt creatieve geest die een nieuwsjunk is.
Dobelli meent dat de maatschappij journalistiek nodig heeft, maar op een andere manier en noemt onderzoeksjournalistiek het enige genre dat altijd relevant is. “We hebben verslaggeving nodig die onze instellingen controleert en de waarheid aan het licht brengt”.
Sarah Haider (Hold That Thought op Substack) herinnert zich dat ze als teenager elke dag The New York Times leest. Geen letter slaat ze over. Deze gewoonte ziet ze als een romantische liefde voor leren. Het nieuws lezen – ‘op de hoogte zijn’ – is in haar sociale kringen ook verplicht. Op niet kunnen meepraten over de recentste krantenkoppen rust een stigma. Nu ziet ze dat informatieverslaving kennis vergaren zelfs in de weg kan staan.
Ze haalt onder andere het boek Veils of Distortion van journalist John Zada aan. Zada betoogt dat nieuws vaak bestaat uit het ‘sensationaliseren’ van onbelangrijke verhalen tot nationale kwesties, terwijl gelijktijdig de tijdsdruk op redacties bijna garant staat voor fouten en oppervlakkige analyses. Ook hij benadrukt, net zoals Gurwinder Boghal, dat nieuws nooit over de van-dag-tot-dag ervaringen van mensen gaat maar altijd over de (vaak negatieve) uitzonderingen. Dat mensen afhaken heeft volgens hem vooral te maken met gevoel dat ze deel uitmaken van een charade. Een toestand dus waarin deelnemers moeten doen alsof de gepresenteerde werkelijkheid realistisch is, terwijl ze weten dat de wereld meer is dan een optelsom van door redacties geselecteerde snapshots.
Zada wijst er ook op dat sommige verhalen of onderwerpen helemaal niet worden behandeld omdat ze teveel context vergen (lees: te ingewikkeld zijn). Als voorbeeld noemt hij de Amerikaanse tv-zender MSNBC die tussen juli 2017 en juli 2018 geen enkele aandacht schenkt aan de door de VS gesteunde en door Saudi-Arabië geleide oorlog tegen Jemen (met een humanitaire crisis van ongekende omvang tot gevolg). Wel besteedt de zender 455 segmenten aan de vermeende relatie tussen Donald Trump en pornoactrice Stormy Daniels.
Dit vertegenwoordigt een trend die Zada omschrijft als graviteren naar infotainment: steeds vaker gaat ‘nieuws’ over (pop)sterren en ‘mediabekendheden’ waarbij ophef, emotie en mondo bizarro-achtige uitschieters leidend zijn. Informatie die context kan verschaffen (of het beeld kan nuanceren) wordt weggelaten. Sterker nog, betoogt Zada, als het incident wordt belicht in samenhang met andere feiten of trends zou wel eens kunnen blijken dat het nieuws minder uniek of zorgwekkend is als aanvankelijk gedacht. ‘Hard nieuws’ draait daarom vaak om impliciete en expliciete overdrijving. Het hele concept van risico wordt bijvoorbeeld op zijn kop gezet als na de vondst van een worm in de amandelen van een Japanse vrouw de verslaggeving de ‘sushiworm’’ als pestilence du jour portretteert.
Deze vorm van tabloidisering is ook zichtbaar bij zogeheten kwaliteitsmedia die steeds minder weerstand kunnen bieden aan het op voyeuristische of melodramatische wijze benaderen van onderwerpen.
Een ander probleem is expertise binnen de media. Terwijl media claimen een filter te zijn die het belangrijkste (need to know) uitserveert aan lezer en kijker, is het nog maar de vraag of de gemiddelde journalist de kwalificaties heeft om zijn werk goed te doen. Zada schrijft dat de meeste redacties bestaan uit generalisten. Met als gevolg dat journalisten en eindredacteuren soms werken aan verhalen of reportages waar ze weinig of geen diepgaande kennis van hebben.
Knoll’s Law of Media Accuracy, genoemd naar de Amerikaanse journalist Erwin Knoll (1931–1994), zegt dat mensen vaak aannemen dat alles wat ze in de media horen waar is, behalve in gevallen waarin ze het onderwerp voldoende kennen om de fouten erin te kunnen identificeren (Everything you read in the newspapers is absolutely true except for the rare story of which you happen to have firsthand knowledge).
Deze ‘wet’ (meer een aforisme) suggereert niet dat alle verhalen in de media onbetrouwbaar zijn, maar beschrijft het curieuze effect dat mensen de neiging hebben om de mogelijkheid dat media het bij het verkeerde eind hebben te negeren, zelfs als ze daar aanwijzingen voor hebben. De wet van Knoll is nauw verwant aan het Gell-Mann Amnesia Effect dat schrijver Michael Crichton (1942–2008) formuleerde in een rede in 2002 voor een forum over internationaal leiderschap in La Jolla:
In het laatste interview (audio hier) dat de journalist Christopher Hitchens voor zijn dood geeft aan Richard Dawkins (New Statesman, 2011) zegt Dawkins dat hij, na lezing van een recente collectie essays, verbijsterd is door de eruditie van Hitchens. “Het lijkt erop dat je absoluut alles hebt gelezen. Ik kan me niemand herinneren sinds Aldous Huxley die zo belezen is”. Hitchens antwoordt dat de indruk bij sommige mensen kan ontstaan dat hij zeer brede kennis heeft. “Maar het is mogelijk dat de prijs die hiervoor betaald moet worden oppervlakkigheid is (…) Ik onthoud wat ik interessant vind, maar ik bezit niet veel strategische diepte”. Hitchens, het schoolvoorbeeld van een publieke intellectueel, doet zich hier ongetwijfeld tekort. Maar hij maakt een interessant punt als hij zegt dat hij journalist is geworden omdat hij zich zo niet hoeft te specialiseren.
De columnist Dave Barry grapte ooit: “Wij journalisten maken er een punt van om zo weinig mogelijk te weten over zoveel mogelijk onderwerpen. Zo blijven we objectief”.
De vanuit Seoul opererende essayist Colin Marshall schrijft over het probleem van shallowness (oppervlakkigheid) binnen de journalistiek dat de situatie er met de nieuwe generaties journalisten niet beter op wordt. Die nieuwe lichtingen worden gevormd in onlineomgevingen die duizenden woorden per week eisen over elk onderwerp dat clicks kan genereren, hoe onbelangrijk ook. “Ze zijn nauwelijks in staat onderscheid te maken tussen echte ontwikkelingen en eendagsvliegen. Ze zijn opgegroeid — in het Westen in het algemeen en in Amerika in het bijzonder — met het idee dat een geschoold iemand niet hoeft te beschikken over een bepaalde hoeveelheid kennis maar kan volstaan met een aantal goedgekeurde meningen”.
Wat is er mis met het nieuws? Is het vooral de negativity bias? Het gebrek aan diepgang? Die neiging om te behagen in plaats van te duiden?
Amanda Ripley denkt dat het belangrijkste missende puzzelstukje de menselijke factor is. Ze citeert collega Krista Tippett die zegt: “Ik denk dat de mens psychologisch en mentaal niet bestand is tegen een 24/7 bombardement met catastrofes en verwarrende beelden. We zijn analoge wezens in een digitale wereld”.
Ripley maakt van het mijden van nieuws haar onderzoeksproject en spreekt met artsen, psychologen en gedragswetenschappers. Ze komt met drie ingrediënten die het nieuws niet biedt:
1. Hoop. Mensen willen mogelijkheden geboden krijgen, geen uitzichtsloosheid.
2. Betrokkenheid. Mensen willen weten hoe ze zelf iets kunnen bijdragen aan een betere wereld, ook al is het maar via heel kleine stapjes.
3. Waardigheid. Mensen moeten het gevoel krijgen dat hun leven er toe doet. En dat ze meningen kunnen verkondigen die niet uitlijnen met de heersende consensus over wat ‘correct’ is in de ogen van redacties.
Ook slecht nieuws kan gebracht worden op een wijze die niet uitsluitend angst of woede genereert, maar mensen aanzet om in beweging te komen. Dit alles vergt een mentaliteitsverandering bij journalisten die zeer moeilijk zal zijn.
Ripley merkt op dat journalisten in hun werk vaak drinken uit een diepe poel van duisternis. Ze denken dat dit hen scherp houdt. Maar wat er gebeurt, is dat de zwartgalligheid terug lekt in hun verhalen.
Ripley zelf probeert zich te transformeren door een vorm van journalistiek te bedrijven die ze omschrijft als low-ego, high-curiosity. Als ze een verslag maakt van een anti-abortus demonstratie doet ze iets wat ze normaal niet doet. Ze probeert niet de sappigste of controversieelste quotes op te halen en ze vermijdt ook om de gebeurtenis terug te snijden tot een paar ironische anekdotes. Ze schuift haar eigen oordeel opzij en begint vragen te stellen. Diepe vragen.
“Ik voelde me minder transactioneel en meer mens. En… ik voelde me ook beter geïnformeerd”.
Dat fenomeen van transactionaliteit is, veel eerder, al eens beschreven door een collega van Ripley in aanzienlijk minder diplomatieke termen:
Overweldigende opsomming. Eén vraag, relevant voor jou en mij, blijft boven de markt hangen voor een volgende post: worden journalisten en nieuwsuitgevers over een paar jaar gezien als de tabaksproducenten van nu?